Gertjan van Dueren den Hollander zet zijn ervaring als Nederlandse akkerbouwer in om boeren in Rwanda te ondersteunen bij het verbeteren van de aardappelteelt. Met praktische aanbevelingen, zoals gewasrotatie en bodemverbetering, helpt hij boeren niet alleen hun opbrengsten te vergroten, maar ook de landbouw duurzamer te maken. Toch zijn de uitdagingen in Rwanda fors, met name door het gebrek aan grondbezit en kunstmest.
Van Dueren den Hollander, inmiddels acht keer in Rwanda geweest, werkt nauw samen met lokale Agriterra-adviseurs en boeren. “Agriterra heeft in Rwanda verschillende coöperaties als cliënt. Dit keer hebben we er zeven bezocht.” Zijn aanpak is praktijkgericht: "Ik sta het liefst zelf op het veld om uit te leggen en te laten zien wat goed gaat en wat niet." Een belangrijk aandachtspunt tijdens zijn laatste bezoek was de aanpak van aaltjes, een groot probleem door intensieve aardappelteelt. Gewasrotatie is hierbij essentieel, maar door de manier waarop landgebruik in Rwanda geregeld is, investeren boeren vaak niet in de lange termijn. "Veel boeren huren hun land en weten niet of ze het volgend jaar nog hebben. Ze doen dus niet zoveel om de kwaliteit van die grond te verbeteren, terwijl vruchtwisseling juist cruciaal is voor de bodemgezondheid. Dat zie je hier in Nederland ook."
Volgens Van Dueren den Hollander zijn de uitdagingen waar boeren mee te maken hebben in de aardappelteelt wereldwijd vaak vergelijkbaar, maar vraagt iedere situatie om maatwerk. “Wij hebben hier in Nederland onze mest- en kunstmestproblematiek. Die hebben ze in Rwanda ook. Er is daar een beperkte toegang tot kunstmest vanwege strikte overheidsregels. Daarnaast is er een groot gebrek aan organische mest, omdat er heel weinig vee is.” En zowel in Nederland als in Rwanda is er pootgoed schaarste. “Daarbij is de betrouwbaarheid van het pootgoed in Rwanda ook extreem laag. Er is geen organisatie die de kwaliteit goed controleert. Dat zijn problemen waar we aan proberen te werken. Er is al wel een lobby naar de overheid toe, maar zulke zaken kosten tijd.”
Ondanks de uitdagingen zijn er duidelijke verbeteringen zichtbaar. Van Dueren den Hollander vertelt: “De eerste keer wist ik niet direct waar te beginnen. Er was zoveel om op te lossen. Maar de velden zien er gedurende de jaren steeds beter uit en opbrengsten van 30 ton per hectare zijn nu haalbaar."
Veel succes komt voort uit eenvoudige aanpassingen, zoals rechte rijen planten en het zorgvuldig sorteren van pootgoed. Deze methodes blijken niet alleen effectief, maar hebben ook een ‘olievlekwerking’: boeren in de omgeving nemen de technieken over wanneer ze de positieve resultaten zien.
Ondanks dat er dus nog veel uitdagingen zijn, ziet Van Dueren den Hollander de toekomst van de aardappelteelt in Rwanda met vertrouwen tegemoet. "Ik denk dat aardappels een belangrijk deel van hun voedselpakket blijven. Tegelijkertijd zie ik kansen voor diversificatie, bijvoorbeeld met avocadoteelt voor export of andere gewassen zoals pompoenen. De introductie van nieuwe aardappelrassen uit Nederland kan ook veel betekenen, mits deze goed worden aangepast aan het klimaat en de bodemomstandigheden." Hij benadrukt dat kennisuitwisseling essentieel blijft. “Er zijn altijd nieuwe ontwikkelingen. Ze hebben daar op het gebied van mechanisatie bijvoorbeeld nog erg weinig. We hebben al veel bereikt, maar het verbeteren van landbouw is een continu proces.”
Hij vindt het daarbij waardevol om een jarenlange samenwerking aan te gaan, omdat je dan echt impact ziet. “De eerste paar jaar zijn nodig om mensen, organisaties en systemen in een land goed te leren kennen. Het werkt anders dan in Nederland, en daarom pleit ik ervoor om je als organisatie langer op één project te richten.”
Naast de technische ondersteuning waardeert hij ook het persoonlijke aspect van zijn werk. "De sociale samenhang in Rwanda is inspirerend. Mensen begroeten en helpen elkaar. De samenleving is minder op het individu gericht. Dat spreekt mij erg aan.”