Liesbeth Versluijs, zelf boerin, vertelt met bewondering over alles wat ze heeft gezien en over de manier waarop agrariërs in Burundi hun bedrijf runnen. Er was veel herkenning bij Liesbeth, ondanks de ambachtelijke manier van het land bewerken -met een schoffel en rugspuit- en de onverharde wegen die na een regenbui veranderden in een modderpoel. Ze was aangenaam verrast door hoezeer mensen open stonden voor adviezen. Ook viel het haar op hoe goed vrouwen vertegenwoordigd zijn in de coöperaties. Liesbeth Versluijs: “We zijn bij Amahoro en een aantal andere coöperaties langs geweest en zelfs de bestuursfuncties waren heel evenwichtig verdeeld. Wanneer bijvoorbeeld een man als voorzitter was verkozen, wordt de vice voorzitter voor die termijn automatisch een vrouw, en andersom. Terwijl vrouwen een minder grote rol lijken te spelen in het maatschappelijke leven, zijn ze in Burundi zeer nauw betrokken bij het agrarische bedrijf en het is dus belangrijk dat ze binnen de coöperaties een net zo grote rol spelen. De welbespraaktheid van de mensen, zowel mannen als vrouwen, was overigens ook frappant: we kregen steeds prachtige speeches bij onze aankomst.”.
De bezoeken bleven echter gelukkig niet bij beleefdheden. Versluijs en Werkman spraken veel met de coöperaties over teelttechnieken en marketing. Ook overlegden ze met 'de Burundese NAK ' (het Nederlandse Algemene Keurinstituut, wat onder meer de kwaliteit van zaai- en pootgoed controleert) over hoe de coöperaties de kwaliteit van hun producten kunnen verbeteren. Liesbeth: “Het pootgoed moet van nog betere kwaliteit worden, zodat het uiteindelijk goed uitgangsmateriaal voor de teelt van consumptieaardappels wordt. Frits Werkman heeft geadviseerd over bijvoorbeeld de optimale afstand tussen de rijen en over de manier van opslaan van de productie. Maar ook is het van belang dat de Burundese keuringsdienst er voor zorgt dat zowel de telers als de handelaren, de controleurs en de verkopers meewerken om de kwaliteit in de keten te borgen. Vervolgens moet het pootgoed van coöperaties zoals Amahoro herkenbaar worden; een merk krijgen zodat je als coöperatie de verkoop kunt gaan stimuleren. De markt is best concurrerend en niet beschermd, er zijn bijvoorbeeld ook aardappels uit Rwanda te vinden op de lokale markt.”
Nu al is uit onderzoek gebleken dat de leden van coöperaties die zijn aangesloten bij CAPAD beter af zijn. Ze hebben inkoopvoordelen via hun organisatie en krijgen teeltadvies, wat zorgt voor betere productie en ze krijgen meestal een betere prijs voor hun producten. Nu is het zaak de kwaliteit van het pootgoed naar een hoger plan te tillen en daar zeker te stellen, zodat de leden ook de toekomst met vertrouwen tegemoet kunnen zien.
Gea Helms
Agriterra nieuwsredactie