Anapqui, de Boliviaanse organisatie voor quinoatelers, investeert honderdduizenden euro’s in een productstrategie met toegevoegde waarde voor de lokale markt. De telersorganisatie wil af van haar afhankelijkheid van de zeer concurrerende internationale markt.
Anapqui brengt organische quinoa van meer dan tweeduizend kleine boeren in de Boliviaanse Andes op de markt. Quinoa is een pseudograssoort, rijk aan eiwitten, vezels, vitaminen en mineralen. Het gewas wordt van oorsprong geteeld op
de hoogplateaus van het Andesgebergte.
Duizenden jaren voedde quinoa de boeren op het platteland in de Andes van Bolivia en Peru. Het werd gezien als voedsel voor de armen, tot het begin van de 21ste eeuw. Toen kreeg het imago een positieve boost. Het gewas werd gecategoriseerd als super food. Internationale organisaties als wereldvoedselorganisatie FAO noemden quinoa een sterke bondgenoot in de strijd tegen honger en voedselonzekerheid.
De verwachtingen voor telersorganisaties als Anapqui waren hoog. De prijzen voor quinoa waren weliswaar laag, maar door de explosief groeiende vraag van consumenten in Noord-Amerika en Europa, boden internationale distributeurs tot zes keer meer.
Tijdens deze hausse gingen de ondernemers van Anapqui geleidelijk meer produceren, van 1 hectare tot meer dan 3 hectare. Dit zorgde voor flinke financiële meevallers. Ze konden hun kinderen naar de universiteit sturen, nieuwe machines kopen en hun huizen verbouwen.
Maar de visie van de organisatie om de internationale markt te veroveren met Boliviaanse quinoa, viel in het water. De hoogtijdagen voor de kleine Andes-boeren en Anapqui kwamen in 2014 tot een einde. Veel andere landen begonnen quinoa te telen, waardoor de productie snel steeg. De speculatieve zeepbel barstte en de prijzen kelderden net zo hard als ze gestegen waren.
Agriterra pakte middenin de crisis in 2015 de handschoen op. De organisatie hielp het financieel management van Anapqui erbovenop door trainingen te geven en een nieuw boekhoudsysteem te installeren. Daarnaast ondersteunde Agriterra een haalbaarheidsstudie die leidde tot een investering van US$ 150.000, gefinancierd door een lokale bank. Met het geld zijn machines gekocht voor de fabriek in Challapata, waar de quinoakorrel wordt gereinigd en geselecteerd voor export. Dit verbeterde de productiecapaciteit. Een domper voor de quinoatelers is dat de Boliviaanse regering probeert het land te industrialiseren via speciale staatsbedrijven. Deze krijgen voorrang bij overheidsopdrachten, waardoor een bedrijf als Anapqui wordt uitgesloten van veel openbare aanbestedingen.
Anapqui investeerde flink in machines en een nieuwe fabriek in El Alto.
In dit post-crisisscenario was een nieuwe strategie nodig. Na een bedrijfsevaluatie in 2018 werd besloten om de productstrategie te richten op het glutenvrije aspect van quinoa, om zo extra waarde te geven aan het product. De focus werd gelegd op de lokale markt. Daarvoor is gebruikgemaakt van een stilstaande fabriek van Anapqui in de Boliviaanse stad El Alto.
Deze nieuwe aanpak vroeg om een investering van US$ 198.000. De aanschaf van machines – inclusief een nieuwe productlijn voor energierepen, zoute snacks en koekjes – kostte nog eens US$ 800.000. Anapqui is er nu klaar voor om de glutenvrije producten op de nationale markt te brengen. Dit geeft de Bolivianen energie en de Agriterra-adviseurs ook!